Als iemand me zou vragen of ik mijn koffie graag sterk drink, zou ik het geen seconde te hoeven overpeinzen. Dat is écht het punt niet. Natuurlijk hou ik van een stevig tasje, en heb ik een grondige hekel aan water met een vaag koffiesmaakje. Je weet wel, water die qua kleur enige gelijkenis vertoont met afwaswater dat net gebruikt werd om een grillpan te reinigen.
Sterke koffie: helemaal pro.
Maar net zoals alle goede dingen in het leven zijn er grenzen.
Vandaar: waarde collega’s, twee schepjes (het is een schepje die eerder de titel ‘schep’ verdient) is ruim voldoende. Ik versmaad niet snel een kopje maar deze namiddag, liefste bureau-buren, kreeg ik jullie brouwsel niet door mijn keel.
Ik moet enige nuance aanbrengen: ik ben de koffiezetters zeer dankbaar. Wij koffiezetters moeten samenspannen. Een aantal van de gewaardeerde collega-koffiedrinkers slaagt er namelijk in om steeds de laatste tas uit de kan te nemen, zonder nieuwe koffie te maken. Koffiegoïsten, als het ware.
Stel dat er een leven na de dood is, die bestaat uit een hemel en een hel (en een grijze zone voor de matige zondaars die hun buurvrouw begeren of iets dergelijks, het vagevuur), dan vliegen deze koffiegoïsten volgens mij linea recta Beëlzebubs barbecue op.
En in afwachting van dit afterlife is er natuurlijk good old karma. Als u na een regenbui op een losliggende stoepsteen trapt en uw broek is doornat, denk dan terug aan die keer dat u de laatste koffie nam zonder een nieuwe kan te zetten. Ik hoop dat de tas gesmaakt heeft.
Groot is mijn blijdschap als de koffie niet op is.
Groter is mijn ontsteltenis als het goedje in de kan niet te zuipen blijkt.
Vandaar mijn vriendelijk – maar dringend – verzoek: twee schepjes.
Enough is enough.